De Zuid-Afrikaanse Beverley Naidoo creëert een fascinerende Afrikaanse setting voor zestien fabels van Aesopus. Haar voorliefde voor deze fabels wijt ze aan de vele gelijkenissen met de traditionele Afrikaanse verhalen: de dieren die erin figureren, de meedogenloze afloop met nadruk op het harde leven. Naidoo plaatst zichzelf in een lange rij van verhalenvertellers en lijkt zich daarmee ook het recht toe te eigenen de verhalen op haar manier te vertellen. Zo haalt ze bijvoorbeeld de expliciete moraal – een kenmerk van de fabel – van het einde van het verhaal naar voren en vermeldt deze onderaan elke titel. Dat maakt het mogelijk de verhalen te laten ophouden op hun gruwelijkste moment, of gewoon daar waar de dieren elkaar in de steek laten. Die laatste verhalen eindigen voor de westerse lezer, die gewoon is aan een duidelijk en vaak zelfs positief einde, wat bevreemdend of ‘onaf’.
De Afrikaanse context is zowel in tekst als in beeld aanwezig. In het eerste geval gebeurt dit op ee…
Lire la suite
De Zuid-Afrikaanse Beverley Naidoo creëert een fascinerende Afrikaanse setting voor zestien fabels van Aesopus. Haar voorliefde voor deze fabels wijt ze aan de vele gelijkenissen met de traditionele Afrikaanse verhalen: de dieren die erin figureren, de meedogenloze afloop met nadruk op het harde leven. Naidoo plaatst zichzelf in een lange rij van verhalenvertellers en lijkt zich daarmee ook het recht toe te eigenen de verhalen op haar manier te vertellen. Zo haalt ze bijvoorbeeld de expliciete moraal – een kenmerk van de fabel – van het einde van het verhaal naar voren en vermeldt deze onderaan elke titel. Dat maakt het mogelijk de verhalen te laten ophouden op hun gruwelijkste moment, of gewoon daar waar de dieren elkaar in de steek laten. Die laatste verhalen eindigen voor de westerse lezer, die gewoon is aan een duidelijk en vaak zelfs positief einde, wat bevreemdend of ‘onaf’.
De Afrikaanse context is zowel in tekst als in beeld aanwezig. In het eerste geval gebeurt dit op een onopvallende manier: typisch Afrikaanse dieren krijgen een rol (de vos wordt een jakhals, de geit een klifspringer, etc.) en een enkele keer worden de weersomstandigheden aangepast. Maar Naidoo focust vooral op de kern van het verhaal en ze voegt geen beschrijvingen van de omgeving of omstandigheden toe. Afrika komt met name naar voren en de illustraties van de eveneens Zuid-Afrikaanse Piet Grobler. Zijn tekeningen ogen Afrikaans, onder meer door hun naïeve stijl, door de landschappen en dieren en door de ‘traditionele’, kleurrijke, geometrische patronen die de bladzijden omzomen. De licht cartooneske stijl maakt de illustraties humoristisch, terwijl het bijzondere perspectief en de wat houterige houdingen van de dieren ook bevreemdend werken.
Spijtig is de slordige tekstredactie, waardoor dierennamen de ene keer met, de andere keer zonder hoofdletter geschreven worden, woorden in zinnen ontbreken of herhaald worden, of waardoor zinnen gewoon erg stroef klinken.
(Dit is een abstract van een artikel van Frauke Pauwels. De volledige tekst is verschenen in De Leeswelp 2012, nr.2.)
[Frauke Pauwels]
Masquer le texte