Magie gekoppeld aan een flinke portie vlieg- en stuntwerk doen het goed bij het jeugdige volkje. Harry Potter en Geronimo Stilton bewijzen het en ook Jo Nesbø vaart met Dr. Proktors Teletijdtobbe verder op deze fantasierijke koers. Bulle en zijn bangige vriendin Lise duiken het verleden in met behulp van de teletijdtobbe en de tijdzeep om hun gekke buurman, de verstrooide Dokter Proktor, op te sporen. Deze stuurde een mysterieuze hulpkreet vanuit Parijs, waar hij op zoek ging naar de verloren gewaande liefde van z'n leven, Juliette Margarine. Door in het verleden te graven, willen ze het heden beïnvloeden. De zoektocht loopt helaas niet van een leien dakje, want ze worden op de hielen gezeten door de slechterik Claude Cliché ? de echtgenoot van Juliette die alleen maar met haar trouwde om een adellijke titel te verkrijgen ? en zijn akelige nijlpaardenbende en door de boosaardige Raspa, met de rauwe-vlees-en-vuile-sokkenadem.
Het boek zit tjokvol speelse knipogen naar het verleden zoals wanneer Bulle per ongeluk in de 'Toer duh Frans' belandt en daar ene relaxte Eddy ontmoet, een wielrenner van formaat. En ook dubbele bodems of grappige woordspelingen zijn nooit ver weg, zoals Raspa Hari of wanneer Lise per ongeluk aan de 'Pastille' denkt in de teletijdtobbe en zo in een varkensstal belandt in plaats van in de 'Bastille'.
Markante, aparte hoofdpersonages die ook hun kleine kantjes durven te tonen, kleuren dit werk. Favoriet is ongetwijfeld de roekeloze en zelfingenomen Bulle. Dit kereltje van acht is een onvervalste durfal die je helemaal inpakt met zijn onweerstaanbare charmes. Het is zo iemand die je graag als vriendje zou willen hebben of misschien zelfs gewoon zou willen zijn: "'Juffrouw Strobe!' knalde het piepkleine jongetje terug. 'Waarmee kan ik u van dienst zijn op deze ongewoon mooie vrijdagochtend, een ochtend die in schoonheid slechts wordt overtroffen door uw ongelooflijk mooie uiterlijk, mijn lerares en voedster van mijn geest ?'"
Lise en de professor komen wat minder uit de verf, zeker Dokter Proktor wordt een beetje stereotiep afgebeeld als de verstrooide en een tikkeltje gestoorde professor. Maar zonder uitzondering komen de hoofdpersonages helemaal tot leven door de gevatte dialogen en komische interactie: '"Hersenen?" zei Lise terwijl ze Bulle aankeek. "Ik dacht dat insecten geen hersenen hadden." "Daarom is de zevenpotige Peruaanse zuigspin ook zo zeldzaam," fluisterde Bulle. "Hij kan bijna nergens insecten met hersenen vinden."'
Ook de zeer expressieve en speelse illustraties van Georgien Overwater dragen hiertoe bij. Ze ogen guitig, en soms ook pijnlijk realistisch. De guillotines van de Franse Revolutie en de brandstapel van Jeanne d'Arc vloeien levendig uit de ietwat ruw schetsende pen van Overwater. Maar omdat humor en zelfrelativering altijd om de hoek loeren, is het nooit over de schreef. Jonge lezertjes hebben recht op de waarheid en die was nu eenmaal niet zo fijnzinnig in die tijd: 'Het hakte met een helder "Tjop!" het hoofd af van de arme stakker die met zijn nek vastzat in de guillotine. Na het "tjop!" volgde een bulderend gejuich van de mensenmenigte.'
De vraag is natuurlijk in welke mate de leeftijdsgroep waarvoor het boek bestemd is, negen- à tienjarigen, al vertrouwd zijn met de Franse geschiedenis en cultuur. Een deel van de dubbele bodems en kwinkslagen zullen zeker aan hen voorbij gaan maar ook zonder die achtergrondkennis is het boek vermakelijk. De auteur weet de typisch Franse maniertjes immers zeer goed te karakteriseren: 'De twee overlegden een hele poos met elkaar. Bulle en Lise begrepen wel dat Frans een hele moeilijke taal was, zelfs voor de Fransen. Ze moesten namelijk hun gezicht, allebei hun armen, al hun vingers, ja eigenlijk hun hele lijf gebruiken om zich verstaanbaar te maken.'
Wanneer ze naar de Franse Revolutie gaan om de onthoofding van de graaf van Monte Crispo ? ook weer zo'n komische woordspeling ? bij te wonen, begint het inhoudelijk mis te gaan, want 'als hij niet was onthoofd, had hij vast kinderen gekregen. Dan hadden die het fortuin geërfd in plaats van een dronkenlap van een Brailette. En dan had de familie Margarine haar fortuin nog gehad en had Juliettes vader het aanbod van Claude Cliché niet hoeven aannemen om hen te redden van het failissement als hij met zijn dochter mocht trouwen.' Vanaf dit punt ? zo ongeveer de laatste vijftig bladzijden van het boek ? is de verhaallijn zoek en lijken de avonturen gewoon op meer van hetzelfde. Er zijn onlogische sprongen in het verhaal en de consistentie binnen de fictie is zoek, zoals wanneer Bulle het laatste restje schuim van de tijdzeep per ongeluk doorspoelt en ze niet meer terug kunnen naar het heden. Plots blijken ze wel weer thuis te zijn (ja, hoe dan?). Als op het einde het viertal drie dagen gaat uitrusten op een heerlijk strand, zijn ze uiteindelijk maar een weekendje weggeweest. Er duiken dus wat hiaten en ongerijmdheden op, alsof Nesbø op het einde even de plot kwijt was. De schrijver heeft ook net iets te veel gimmicks en dolle avonturen in die laatste hoofdstukken gepropt.
Het verhaal is zeker in het begin spannend en hoewel het idee van het tijdreizen niet nieuw is, geeft de schrijver er wel een leuke draai aan. De vrienden slagen er uiteindelijk in om het heden te beïnvloeden door Claude Cliché naar een ondoordringbare jungle te sturen met de teletijdtobbe. Op die manier kunnen Dr. Proktor en Juliette ongestoord en gelukkig samenwonen aan de Kanonweg in het verre Noorwegen. [Rebecca Pers]
Hide text